we kijken door onze wimperharen
als behang met ogen weten we alles
en zwelgen in hun lach
ze weten niet van ons, de onbekenden
op geeltjes zingen we hen hymnen toe
naast het bord vol kotelet en lente-ui
’s avonds op de bank ontpoppen we de eerste wijn
en drukken kusjes op het liefste plekje in hun hals
meisjes die op de knieën gaan, zijn wij
en we trekken littekens naar binnen, omdat zij
alleen voor de spiegel hun kapsel doen